Wat een beeld
We komen binnen in de grote tentoonstellingsruimte. Wat in de vorige tentoonstelling een donkere verduisterde kamer was, moet nu een helderwit geschilderde ruimte worden. Alle ramen zijn open gemaakt. De schilder verft met een kleine rol en met diverse lagen het zwart rond de buizen van de radiatoren weg. Een titanenwerk. Hij zit op zijn knieën op de harde vloer van de grote koude ruimte. Mijn collega bedankt hem herhaaldelijk. Dit is geen evidente klus.
Een tentoonstellingsgebouw is de drager van steeds wisselende verhalen. De tentoonstelling ‘Open Hart’ van Wim Opbrouck had een donkere laag. De zwarte bultrug, aangespoeld op de binnentuin van het museum, ligt er nog steeds. Hij herinnert aan ‘Te Gek’. De verduisterde, donkere tekenklas was bedoeld om elke bezoeker aan te zetten tot tekenen.
In die ruimte van de tekenklas komen straks de werken samen van Office 61 (een samenwerking tussen havenarchitecten Erwin Verhofstadt en Bart Vandevijvere), een interactieve installatie van Tiptoe Companie en de klare lijnen in het werk van Laan Irodjojo. De verschillende werken verwijzen allemaal op een of andere manier naar een haven of de verbeelding van een haven.
In het verhaal van de tentoonstelling ‘De Windstoot. Over de macht van de beperking’ blaast de wind zo hard zodat het Narrenschip aanmeert aan de kade. De narren stappen uit die boot. De Crips zijn onder ons. Hoever staan we nu met integratie, inclusie, diversiteit? Hoe ver staan we echt? Is het tijd voor iets anders?
Het museum is als een shelter, een eenvoudige beschermende tent, een schuilplaats voor de nacht, een bescherming tegen weer en wind. De overgang van zwart naar wit is een figuurlijk eenvoudig gebaar en maar letterlijk een moeilijke klus. De lege witte ruimte maakt plaats voor de macht van de beperking en de kracht van de verbeelding.
Verbeelding heeft kracht