Heerlijk. Wat is het fijn om de dichters van Vrijhaven terug live in huis te zien. Ze waaieren binnen: Ann Cael, Kenny Callens, Peter Holvoet-Hanssens en Delphine Viaene. Na twee jaar van digitale interactiviteit, poëtische schermtijd en heen en weer ge-mail tijdens corona, kunnen we nu weer samen rond de tafel zitten. Ze steken van wal en schetsen wat zij in gedachten hebben voor De Windstoot.

Het collectief Vrijhaven heeft in 2020 al de poëziebundel ‘Windvangers’ gepubliceerd maar ze zijn niet te stuiten. Ze willen verder aan het werk, mét publiek.
Ze beschrijven hoe ze zichzelf zien als een levend, bewegend kunstwerk. Ze vormen vier delen van een narrenschip: een zeemeermin, een licht- en nachtmatroos, de romp van een schip en uiteraard de zeekapitein.
Hun gedichten ontstaan in interactie. Zelf noemen ze het de ‘zijwind’. De vier bemanningsleden kunnen zich apart als kunstobjecten stationeren in een dorp of aan de zee, op het strand of op het land.

De zeemeermin en de nachtmatroos spreken de mensen aan: wat wil je toevertrouwen aan de wind? Dat kan iets positiefs zijn, een mooi nu – moment dat iemand door het verscherpen van de zintuigen verwoordt. Het kan ook iets zijn waar je mee zit, iets negatiefs, iets waarvan je hoopt dat de wind het meeneemt. Het collectief vangt de woorden op, schrijft ze neer en geleidelijk aan ontstaan de gedichten. Die gedichten komen terecht in het Grootboek van de wind.

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.