Vel(d), het ontklede woord
In een tekst van Christopher Le Brun in gesprek met Bryan Robertson, spreekt deze Engelse schilder van het gebruik van een motief om tot een schilderij te komen: “het motief creëert een soort psychologisch veld. Het motief is daarom voor mij een soort toegangspoort, een sleutel, tot de plek die ik wil betreden.” Het ‘veld’, waarover Le Brun spreekt, is een realiteit die men enkel in het creatieproces kan betreden De sleutel is de gedachte die ons instinctmatig toegang geeft tot gebieden die in de rand van ons denken sluimeren. Het is een waarnemen dat gevoed wordt door een massa beelden uit ons verleden. Een arsenaal aan mogelijkheden die we ventileren uit het onderbewuste. Dit maakt de mens een zo merkwaardig fenomeen. Onze ratio, waar het Westerse denken op is gebaseerd, wordt even terzijde geschoven om een ander soort van kennis uit ons te laten opborrelen.
De mens heeft zich buiten de natuur geplaatst. Hij kijkt van op de zijlijn naar iets waar hij ontegensprekelijk een deel van is. Hij heeft zich gedistantieerd van zijn eigen biotoop door er mentaal uit te gaan staan. Het onbegrensde denken bakent zich daardoor af binnen een afgemeten veld dat de gedachte beperkt, zelfs immobiel maakt.
Een voelend denken
Het ‘vinden’ is zowel voor de wetenschapper als voor de kunstenaar van minder belang. ‘Zien’ is fundamenteler want hieruit spreekt een grondige kennis die vertrekt vanuit je diepste ‘zijn’. De natuurwetenschap wil voor alles verklaren. De wetenschapper wil nauwgezet uitleggen waarom iets is zoals het is en hoe het komt. De menswetenschappen daarentegen brengen de wereld meer in verband met de mens zelf. Samen zouden ze een meerwaarde kunnen geven aan onderzoek en het beeld dat we hebben van de natuur en de wereld. Het zou een schitterend huwelijk kunnen zijn, twee polen in een geheel dat in stilte verlangt om in elkaar op te lossen. Het is niet voldoende om de mechanismen te kennen die verklaren hoe iets werkt. Soms is het ook nodig om stil te staan bij het wonderlijke of het adembenemend mooie van iets. Dan is het een zaak van innig beleven en woordeloos ondergaan en op dat vlak heb je niets aan wetenschap. Daardoor raak je het ongrijpbare aan. Niet alles kan worden gezegd. Een gevoel kan ervaren worden als een boek vol wijsheid.
De fascinatie van de sneeuwvlok
De wetenschap kan nooit met woorden de schoonheid van een sneeuwvlok verklaren, of wat het precies betekent om mens te zijn. Het is net hetzelfde als op een warme zomerdag een waterjuffer zich te zien verpozen op een vijver, een vliegend juweel in paarlemoeren tinten. Intense, diepe blauwgroene kleuren, ontstaan door chemische verbindingen. Een schilder wordt hier bijwijlen weemoedig van. Deze vibraties trachten te evenaren is meesterwerk. Maar het kan. Bij Jan Van Eycks blik op de omgeving is de glans van de wereld vervat in deze subtiele wezens die een klein deel uitmaken van een groter geheel. In dit geval het geschilderde, begrensde vlak waarbinnen de schilder zijn eigen wereldbeeld projecteert. Met de kracht van het poëtische instrumentarium, woorden zorgvuldig afgewogen, aarzelend geschreven in bevlogenheid, maak je denkbeelden overdraagbaar door het stamelen van beelden. Het is de magie van de taal die tot leven komt. Hier doet de kunst haar intrede als bindmiddel tussen denken en beleven. De kunstenaar kan op een organische manier verbinding maken tussen deze twee polaire velden. Door intuïtie te bedrijven als een wetenschap sluit hij terug aan bij een oude waardevolle gedachte. De mens in een holistisch denken, centraal in de wereld, vertrekkend vanuit het aanvaarde lichaam, geliefd als woning van het denken waaruit alles is afgeleid en gemeten: het tijdloze ideaal van de renaissance.
Ventileren
Als je kunst beschouwt als een imaginaire plaats in de wereld, als een realiteit die op zichzelf staat en die, los van de werkelijkheid, deze werkelijkheid penetreert en ermee gelijkloopt, dan versterkt dit het idee van de mens als ‘bouwer van gedachten’. De mens die in staat is om door middel van het beeld een veelheid aan ideeën in de wereld te laten ontstaan door ze te vermaterialiseren. Woorden die uit vingers vloeien, een verlangen naar het oorspronkelijke woud van dromen. Was het niet wijlen Joseph Beuys die ons vertelde dat als een idee wordt uitgesproken, deze dan bestaat in tijd en ruimte, dit als een projectie van de geest. Dus allerlei gedachten die in je hoofd spoken en die op een of andere manier tot leven komen door ze op te tekenen. Het zijn gedachtenstromen, stromen van gevoelens die hun weg zoeken in je leven. Beuys credo ‘Jeder Mensch ist ein Künstler’ houdt in dat de mens hierdoor thuiskomt in zijn mens-zijn. Het leven met zijn dagelijkse beslommeringen slorpt ons op en vaak ben je als mens te druk bezig om stil te staan bij het wonderbaarlijke van wat ons omringt: het mysterie en de schoonheid van een vogel die vliegt, de vlucht van een bij over velden van wiegend groen. Het is iets dat we allen kennen: een gemis, een gevoel van onvolledigheid. En in feite zou je er stil bij moeten staan, omdat deze dingen spreken over fundamentele essenties, over groeiende verbazing in ons leven.
In het onder woorden brengen van de werkelijkheid blijkt de natuurlijke taal steeds weer ontoereikend, maar net dat maakt haar boeiender dan de formele taal van de wiskunde of de fysica. Ze is hierdoor ook in staat om meer te zeggen. Zo verbindt ze de mens met de eigen, schijnbare, onbestemdheid van zijn mysterie, kunst als transitzone, een veld binnen een ander veld, multidisciplinair en een oord van verwondering, soms van betovering zelfs. Het is de zoemende bijenkorf van het leven die bijna onhoorbaar aanwezig is als een uitdijende grondklank, die de som van trillingen is die wij horen en ontvangen en die we zelf zijn.
Vel(d): een zwevend boek.
Kledingstukken, die getransformeerd zijn, samengebracht als een cluster van teksten, notities en beelden, schappen een eigen veld. Het zijn ontklede woorden. Hier ontstaat een zone door een veelheid aan informatie die op zichzelf staat. Het is een gecomponeerde eenheid, een autonoom lichaam van gedachten. Het werk maakt een ruimte, maar creëert ook ruimte. De interactie tussen kledingsobjecten en een archief van gedachten zorgen voor een spanningsveld waarbinnen de twee duo’s: André Wostijn + José Vandenbroucke en Geert Vermeire + Stefaan van Biesen elkaar vinden in zinnen en in het zintuiglijke. In dit geheel is ook een soundscape door Stefaan van Biesen verweven. Opnames van performances door beide duo’s, versmelten tot een ondefinieerbaar veld van geluiden.
Stefaan van Biesen