doq

Het atelier van Hendrik :
Een berg met ‘Hendrik Heffinck-zorgvuldigheid’ naar alle kanten geschikte zandkorrels.

( het lijkt chaos en een onoverzichtelijke rommelige ‘hoop’ … maar er schuilt een slimme systematiek achter)

‘Merz und Dada’

 Gaandeweg zijn er bij het diversifiëren en pluraliseren van de Europese Kunst vanaf eind 18e – begin 19e eeuw (sinds de Romantiek) tot nu verscheidene strekkingen, ‘genres en regimes’ gaan ontstaan.  De ene al wat linkser dan de andere.

Begin 20e eeuw, en vooral tijdens het Interbellum in Europa, kwamen een resem aan nihilistische reacties op en verzet tegen de bourgeoisie, de gevestigde orde en de gangbare regels en wetten. Vanzelfsprekend ook binnen het settlement van de Kunsten.  Verschillende artistieke groeperingen en vernieuwers keerden zich af van de corrupte moderne samenleving.

Bijgevolg ontstonden binnen de Kunsten in de periode 1900-1940 verschillende invloedrijke stromingen en –ismen die het landschap van de Kunsten definitief hertekenden en het verdere verloop en de ontwikkelingen in de Kunsten door-heen 20e en 21e eeuw grotendeels hebben bepaald. Deze verschillende Kunststromingen zinderen nog steeds na in de diverse conceptuele– en postconceptuele stromingen.  Het heeft eveneens de aanzet gegeven tot de actuele design-esthetiek en sculptuur-objecten.

Ook het (her)ontdekken en de bredere acceptatie van de Primitieve Kunst(objecten) van niet-Westerse oorsprong hebben in het begin van de 20e eeuw bijgedragen tot die verbreding in de Kunsten.

Het Duitse Expressionisme had bijvoorbeeld ook een vergrote aandacht voor de kindertekening en het Surrealisme was bijzonder geïnteresseerd in de ‘écriture automatique’.  Iets later werden deze aspecten verder uitgewerkt en werden ze verheven tot absoluut uitgangspunt en inspirator in de Kunst.

Dubuffet formuleerde en catalogiseerde ‘l’Art brut’ en had ook een verhoogde aandacht voor onopgeleide autodidactische artiesten, culturele asocialen en de goeie dilettanten.  De term ‘Outsider-Art’ wordt later gegeven aan bepaalde van die aspecten en daaruit voortvloeiende stromingen.

Onder de talrijke stromingen in eerste kwart tot helft van de 20e eeuw had je oa.: het Cubisme, Futurisme, de Merz-beweging, Object-art, Ready-mades en Dadaïsme (met oa. Braque, Picasso, Marinetti, Tzara, Schwitters, Duchamp, Arp, Ball, Huelsenbeck, Picabia,…), waarbij voor het eerst in het Westen, bij wijze van collage, samenstellen en integratie van bestaande objecten en materialen in of als Kunstwerken werden opgenomen.   Van assemblage tot ready made.

Ook een beginnend aanwenden van andere technieken en media, tot dan toe vreemd in het bedrijven van de Kunsten, was nieuw (cfr.: film : F. Lang : ‘Metropolis’).

Een verder uitdiepen van een theoretische benadering en ontleding van de Kunsten door Kunstenaars en kunst-theoretici (J. Itten, P. Klee,…) werd heel belangrijk.

Meerdere multimediale projecten (O. Schlemmer : ‘Triadisch ballet’) en samenwerkingen (J. Cocteau, P. Picasso, I. Stravinsky, Diagilev met Ballets Russes en het balletstuk ‘La Parade’ ) werden op touw gezet.

Doorheen de vorige eeuw was er een enorm toenemend scepticisme tegenover de groeiende afstompende comfort-cultuur en tegelijk een intens bevragende houding tegenover de opkomst van de industrialisering en het wijd verspreide massaproduct en de nefaste gevolgen daarvan.  Er was eveneens een opkomend, door sommigen ook wel genoemd, cultuurpessimisme (O. Spengler).

De kritiek die onze omgang met omgeving en onze evident lijkende verworvenheden in vraag stelt, is ondertussen een erkende en ruim aangenomen attitude geworden in de Kunsten, zowel binnen de mentale, als binnen de retinale Kunst.

Sommige regimes in de Kunst gaan daar ver in ; bijvoorbeeld: de huidige ‘Alsof-strategie—beweging’, waarbij de ‘Kunstenaar’, die geen product of artefact meer creëert, infiltreert in instituten en georganiseerde structuren van ons dagelijkse leven en op performatieve wijze participeert aan dit leven, met als doel, het gaandeweg te ontwrichten, te sabboteren en/of te ‘onderzoeken’.   Steeds vaker worden er ook op andere ‘heteronomische’ artistieke wijzen, door de grenzen tussen leven en kunst te vervagen of op te heffen, vragen gesteld bij maatschappelijke processen en allerlei situaties in onze samenleving.

Dit maakt zo deel uit van een soort maatschappij-avantgardisme dat wereldwijd navolging krijgt en de verschillende instanties  probeert tot de orde te roepen of poogt te sensibiliseren.

Deze Kunstvoering ligt geheel in de lijn van een verbreding en opkomende academisering en verwetenschappelijking van een tak in de Kunsten en wordt er heel vaak ook door gevoed.

Desalniettemin zijn er uiteraard maatschappij bevragende Kunststrekkingen waarbinnen wel nog artefacten en ‘Kunst-producten’ worden gemaakt.

Bij een verdere duiding van het werk van Hendrik, moeten we ons beperken tot die tak van de Kunsten die, bij wijze van spreken, zijn ontstaan op de groeiende Westerse vuilnisbelten, als gevolg van onze massale toenemende consumptie en daarmee gepaard gaande ‘weg-gooi-cultuur’.

Dominiq V.D. wall. In T (C )arte blanche p. 22 – 31, een uitgave van vzw Wit.h 2014

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.