Iedereen moet dit boek gelezen hebben, iedereen: kunstenaars, bakkers, politici, vissers, beleidsmakers, dromers en denker, zwemmers, psychologen, webmasters, priesters, taxichauffeurs, dierentemmers, therapeuten, museumdirecteurs, bejaarden, docenten, staalarbeiders, veiligheidsagenten, ministers, muzikanten, dokters met een knieprobleem, architecten, vluchtelingen, tandartsen, kapper, imams, journalisten, leiders en misleiders, agenten, theatermakers, loodgieters … Eerlijkheid is namelijk dat wat het boek kenmerkt. Eerlijkheid en éénvoud door twee kunstenaars in tekeningen geweven tot een donkerblauw melancholische wereld waar lijnen en strepen huizen, gezichten, bomen en woorden bouwen. ‘De wind waait en ik waait mee’ is de laatste zin van wat ik een woorden-tekening wil noemen. En ik waai mee op de stroom van gedachten die dit boek vasthoudt. Als lezer ben ik bevoorrechte getuige van een creatieproces van twee kunstenaars die gelijk zin in hun verschillen. Iedereen drukt namelijk het potlood anders tegen een blad papier, iedereen laat een etsnaald anders krassen. Ontroerd ben ik door de ontmoeting, door de directe getuigenis, door het omarmen van de kwetsbare twijfel. Dit boek is een manifest, een pleidooi voor ontmoetingen, een oproep om grenzen weg te denken – en dat in een wereld waar weer meer muren gebouwd worden. Al sinds een paar eeuwen zoekt de westerse samenleving het onderhoudend comfort in het catalogiseren en labelen van mensen en dingen. En nochtans heeft de geschiedenis al vaker aangetoond dat dit soms een tragische afloop kent. Maar iets lijkt bij ons in het avondland in elk geval pas te bestaan op het ogenblik dat het helder kan worden benoemd, en liefst ook ondergebracht in een door een academisch apparaat bepaalde categorie. Voor de goegemeente is een kunstenaar met het downsyndroom duidelijk iets anders dan een kunstenaar met een knieprobleem. En die goegemeente is groot. Welnu, dit boek kan die goegemeente anders laten kijken, denken en zelfs doen. In een wandeling van woorden en gedachten brengt de tekst van Lara mogelijkheden aan om anders na te denken over de ontmoeting tussen Arnaud Rogard en Lara Breine. Hoewel soms dromerig naïef spreekt uit dit boek een overtuiging dat met het engagement van kunstenaars maken heeft. Woorden als ‘outsider art’ of ‘sociaal-artistiek’ worden in de tekst terloops gequoteerd, maar het is vooral de beschrijving van de persoonlijke ervaring en het proces van de ontmoeting dat een mogelijk antwoord verbergt. Het gaat er niet langer om te weten welke tekening door welke kunstenaar met welk probleem gemaakt is. Er is een wazig vermoeden dat een kapstok is om kritisch en vrij ons eigen vooroordeel te bekampen. Dit boek ademt mogelijkheden en kwetsbaarheid, intimiteit en ongemak, maar vooral dat wat vermoed kan worden wat een kunstenaar kan doen. En dat is zoals Joseph Beuys het een tijd geleden heeft gezegd: een kunstenaar moet vooral denken met zijn knie.

Philippe Van Cauteren,

Jakarta, 21 oktober 2016.

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.