Een abécédaire dus. Zonder hiërarchie, mooi na elkaar alsof ze vastgekleefd zitten op een tegel of hokje op het speelbord van de letterjuf. Er zijn er heel wat: woorden, brouwsels, begrippen, concepten, redeneringen en personen. Het zijn allen smaakmakers in de voorbije jaren voor mijn spreken over Wit.h, over sociaalartistiek en over de culturele praktijk. Abécédaire is een term afkomstig uit het drukkerslatijn. Het woord staat, in het Frans, voor letterkast. U weet wel, zo een klein, veelhokkig bergmeubel waar loden lettertypes in bewaard werden. Hieronder vindt u geen loden types. Het leesvoer is hopelijk van een meer beweeglijke soort. U vindt er geen persoonlijke notities, maar tekstfragmenten opgepikt bij schrijvers en denkers. Beiden waren de voorbije jaren op verschillende wijze en momenten inspirerend voor mijn spreken in de nabijheid van Wit.h. In het beste geval kan u bij het lezen het spreken niet laten. Komt u los van uw tegel en loopt u met graagte mee de speeltijd in.

A
Articulatie slaat hier niet op het kunstzinnig vervaardigen van kronen of prothese-knutselen. Stel u voor. Evenmin verwijst het naar mondgymnastiek. U hoeft uw tong niet alle kanten op te draaien. Goed articuleren of duidelijk spreken: elke lettergreep goed vormen, zuiver articuleren. De specifieke invulling van articulatie vindt hier zijn oorsprong over de plas, in het Engelse ‘to articulate’: ‘het met scharnieren aan elkaar koppelen’. Een articulated vehicle, bijvoorbeeld, is een voertuig bestaande uit een koppeling van cabine en oplegger die met elkaar in verbinding staan, maar dan wel via een speciale verbinding die ook losgekoppeld kan worden. Binnen het cultuurtheoretisch vocabularium is de term articulatie door Stuart Hall binnengesmokkeld langs zijn boek The Minimal Self and Other Essays. (citaat) “[Articulatie] markeert het moment waarop de mogelijkheid ontstaat om voorlopige verbanden aan te brengen tussen elementen die normaliter niet aan elkaar worden gekoppeld of geen noodzakelijke verwantschap kennen. Het gaat om de creatie van specifieke relaties of verbindingen – tussen concepten, praktijken, maatschappelijke krachten – op een bepaalde plaats onder bepaalde historische omstandigheden.” Voor Hall zijn het niet de afzonderlijke elementen van een vertoog die betekenis hebben, maar de specifieke manier waarop ze aan elkaar worden gerelateerd. En telkens weer, op andere momenten… kan die betekenis, via een andere articulatie (eventueel van dezelfde factoren) opnieuw anders zijn.

Articulator
Toestel waarmee de bewegingen van het kaakgewricht worden nagebootst. In tandheelkunde van belang bij het vervaardigen van brugwerk, prothesen en kronen, die bij het spreken perfect moeten functioneren en geen hinderlijke contacten geven.

Associaties
Associaties krijgen van mij de voorkeur op verbindingen. Associaties zijn verbindingen, maar dan minder canoniek en meer vrijelijk. Niet geplukt uit het gemeenschapsvormend handboek. Minder van te voren gericht op bonding, bridging, community, compagnie… en varianten die als vanzelfsprekend op de tong van sociaalartistiekers en cultuurwerkers resideren. Spreken m.i. het bijeenbrengen en botsen van verschillende belevingen, meningen en standpunten, personen en voorwerpen, heden en verleden, uit sociaal-artistieke praktijken maar ook van elders, waardoor associaties kunnen ontstaan, die (vooral) synthetisch noch fixe zijn.

B
Brokerage
Zie: makelen

Botsen
Botsen herinnert mij de liefde voor de botsautootjes. Als jonge pagadders weergaloos botsen. Botselingen lijken echter niet (meer) geliefd in sociaal(ped)agogische praktijken. Het mag er enkel op voorwaarde dat bemiddelaars in de buurt zijn. Of als een ritueel dat het vooropgestelde doel niet in verwarring brengt. Of nog (buiten de agogische sfeer en derhalve met een andere invulling van botsen) als windhaan met slecht en voorspelbaar theater. Botsen is mij echter te geliefd. Niet voor theatergebruik. Wel als het opzoeken van en aanhurken tegen het verschil. En dan maar zien tot wat het leidt.

C
Chantal Mouffe
Politicologe Chantal Mouffe neemt het botsen onder de loep, daar waar het als (een voorspelbare gepercipieerd) publiek conflict verschijnt. In haar vertoog is er echter niet langer sprake van het (zo vaak) cultiveren van een tegen-of vijandsbeeld. Relaties zijn voor haar niet langer antagonistisch, eerder agonistisch. Dit wil zeggen dat het andere, in zijn meest verscheidende vormen, erkend wordt al legitieme oppositie, met het recht op macht. Een agonistische relatie is weliswaar slechts mogelijk doordat de tegenstrevers zich bekennen met een gedeeld symbolisch kader. Met name er bestaat overeenstemming over het belang van pluralisme of gelijkheid in verschillen.

D
Deconstructie
Deconstructie, als term, is in de jaren ’60 ontwikkeld door HYPERLINK http://nl.wikipedia.org/wiki/Jacques_Derrida \o “Jacques Derrida” Jacques Derrida, die door velen, waaronder niet de minsten, de grootste filosoof van het einde van vorige eeuw wordt genoemd. Er is geen ‘buiten’ van de taal, volgens Derrida. Er is geen werkelijkheid naast of buiten wat gezegd wordt, want dit buiten is altijd bemiddeld in het spreken zelf. Deconstructie leert mij onafgebroken twijfelen aan het gemak waarmee de werkelijkheid gesproken wordt. O.a. door het gebruik van tweedelige opposities – sociaal versus artistiek, product versus proces…- waardoor betekenissen komen vast te liggen.

E
Einderen
zie: ure-luren

F
Framees en Keys
Erving Goffman, de socioloog van het face-to-face-contact, leert ons dat we in de dramaturgie van het dagelijks leven de omgeving en wat zich daarin voordoet, interpreteren op basis van zgn. frames en keys. Frames zijn de referentiekaders, keys de tools om daar betekenis aan toe te voegen. Vrij vertaald naar sociaalartistiek, wanneer een publiek daarvoor niet bestaat of niet gegeven is maar alleen maar kan gevormd worden door keying: Kan sociaalartistiek als ‘spraakmakende gebeurtenis van niet gerepresenteerden’ (vrij naar Pascal Gielen) maatschappelijk verplichten tot een nieuw frame? (dichter bij huis)
In welk frame loodsen we een publiek binnen in een sociaalartistieke werking? Hoe kietelen we hen die omwille van nabijheid of distantie halsstarrig vasthouden aan een frame? Hoe morrelen we aan het vanzelfsprekende frame waarin de organisatie zich beweegt of die het na zoveel jaren vastkleeft? Welke keys ontwerpen we in relatie tot een kerngebeuren dat artistiek is? (…)

G
Goesting
Hopelijk leest u met goesting verder. Of kan u zich even laven aan de vermelding ervan. Goesting is echter geen woord, geen begrip of concept. Goesting is een plek. Een bijzondere plek. Heer Bommel (een creatie van Marten Toonder) verklaart: “ik ga naar Goesting, omdat ik daar zin in heb”. Een plek waar wensen en verwachtingen gevoed worden. Maar tegelijk een plek die niet gespaard blijft van ‘trammelant en tierelier’. Heer Bommel komt wel vaker naar With.

Goffman Erving
zie: frames en keys

H
Herinneren
Herinneren is alom tegenwoordig. Er wordt nogal wat herinnerd. Herinneren is ook niet niks, al is het maar omdat je kan vaststellen dat er iets te herinneren valt. Ik heb het genoegen om mij veel with te kunnen herinneren. Ik omarm ook de vaststelling dat with überhaupt kan herinnerd worden. Ik herinner mij het spreken nog voor with op de lippen kwam. Ik herinner mij de gestage opgang van het spreken. Daar bij die molen. Daar bij die kids. Daar bij die brug. De eerste reis naar Brussel, de tweede… én de derde, naar het oosten. Remember Hungary, waar het spreken struikelde en onverstaanbaar werd. Ik herinner me het dromen, maar ook minder vrije momenten. Spreken of hinkelen in een mijnen- of koppenveld. Maar ik herinner me ook Vogel Kenny. En zei Vogel Kenny niet: “en alle mensen vinden het om te lachen, ja, de mensen lachen weer”.

I
Interplexiteit
Interplexiteit is een wat vreemde samentrekking van interactie en complexiteit, heimelijk door Harry Kunneman gesmeed. Kunneman ziet verschillen en overeenkomsten niet als iets wat er van nature is (complexiteit), maar als het resultaat van het onderscheid dat iemand- of wij met zen allen – maken (interferentie), gemaakt hebben en blijven maken. Bij het spreken wordt voortdurend onderhandeld over welke kenmerken bepalend zijn voor overeenkomst of verschil, voor in- of uitsluiting.

J
Jorijn en Floortje
Dames van tapis plein, erfgoedelingen uit Brugge. Erggoed in wat ze doen en zeggen. Spreekwoordelijk mee aan de steekkar om culturele praktijken te ontdoen van patenten, claimers en historiek. Everyday makers. Elke dag vormgevend aan een gesprek met velen die net zoals in alle culturele praktijken steevast ‘under construction’ moet zijn.

K
Korzybski Alfred
Van Alfred komt het citaat: “de kaart is niet het gebied”. De algemene semantiek vertelt ons dat er altijd meer is dan we zien, horen, voelen of geloven de algemene semantiek (general semantics) is een HYPERLINCK “https://nl.wikipedia.org/wiki/Filosofie” \o “Filosofie” filosofie, die de reactie behandelt op hetgeen rond om ons heen gebeurt met de betekenis die we daaraan geven. Het is ontwikkeld door HYPERLINK http://nl.wikipedia.org/wiki/Alfred_Korzybski \o “Alfred Korzybski” Alfred Korzybski gedurende de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw.

L
Lefort Claude
De recentelijk overleden Claude Lefort parafraserend: Spreken (en het daarmee gepaard gaande handelen) is een praktijk die daar legitimatie, de bestendiging van deze praxis, haalt uit de opdracht, iedere poging tot definitieve bepaling van wat sociaal-artistiek is terug te halen naar het moment van het voorlopige. Zolang dit spreken niet vol is- van zichzelf ook-, raakt het spreken niet uitgehold.

Liggend streepje
Het liggend streepje verschijnt nu eens wel dan weer niet tussen de begrippen sociaal en artistiek. In het algemeen fungeert dit kleine streepje als ‘divisie’ – zo heet dit- bij het koppelteken en het afbreekteken. Een derde keer hult het zich in de kleren van de keizer, als weglatingsstreepje. Me dunkt is voor elk van deze leestekens iets te zeggen in de context van het spreken over sociaalartistiek.

Luc
Ik ken meerdere Luc’cen of Luc’s. Er zijn er echter twee die ik reeds jarenlang ontmoet. Ze zijn beiden afkomstig ‘van’ pleisterplaatsen die ik niet ken: Dierendonck en Marcke. Anderstaligen. Spreken met hen is geboeid luisteren. Gedachten in overvloed, krinkel(d)ewinkel. Marianne van Kerkhoven schreef ooit, alsof ze beide Luc’cen kent: ‘ het gaat ook om het opbouwen van een persoonlijke relatie van een bijzondere soort, om het voeren van gesprekken die enerzijds zeer concreet zijn – ze hebben namelijk met de voortgang van een praktijk te maken – en die anderzijds het rustige, ‘verspillende’ in zich dragen van een heel persoonlijk contact’.

M
Makelen
Makelen is de wat manke vertaling van brokerage. Recentelijk vanuit het noorden als makelaardij binnengekomen in het cultuurjargon. In een schare nieuwe cultuurfuncties is makelen er één van. Los van wat makelaars u op de mouw spellen, is mijn versie de volgende: Makelen is een spreken waarin dissensus bewust open gehouden wordt. Een gespreksstructuur waarin elk perspectief gevaloriseerd wordt, elk verschil constructief gewaardeerd, waar er geen hiërarchie bestaat én de spanning expert-leek of expert-expert telkens weer opgeschort wordt. Samenwerking en dialoog zijn principieel open. Er is – in marxistische termen- ‘geen geschiedenis, tenzij achteraf’. (gebaseerd op studie rond erfgoedmakelaardij opgemaakt i.s.m. Luc Vanmarcke, lector, bedoeld voor de erfgoedsector.).

O
Open
zie makelen

P
Paolo Fabbri
De Italiaanse filosoof Paolo Fabbri dook voor het eerst op in een bescheiden boek met de wel zeer welluidende titel: ‘Ik zou een museum willen maken waar de dingen elkaar overlappen’. Onze eigen mondiale Chris Dercon hanteerde daar de schrijfstok voor. In zijn spreken heeft Dercon het over een museum als een vliegend tapijt met vele opstapplaatsen. De hele conversatie met Fabbri is een vliegen, gezeten op de randen van het tapijt. Op de grenzen van en het laten uitdeinen van bestaande ideeën. Spreken is, aldus beide heren, het vermogen om: “(…) voortdurend dingen te vertalen, om te denken en te bewegen van het ene naar het andere. Echte cultuur is dus dàt!” Afsluiten doen ze met een paradox van de oude Grieken: “geestelijke luiheid bestaat erin dat je denkt dat je iets weet. Echte redeneringen hebben te maken met dingen die je nog niet weet. Dus met gesloten denksystemen kom je niet verder.”

Piet Fluwijn
Over de avonturen van een vader en zijn zoon. Over een herkenbare bijzondere relatie: vaders zijn de kinderen van hun zonen. Over Piet Fluwijn en Bolleke. Strip-en taalplezier. ‘(voorbijganger, bij het zien van Bolleke met omzwachteld hoofd) Hemeltje, wat is er met Bolleke gebeurd? (Piet Fluwijn) Hij is van een venster op de zesde verdieping gevallen… (voorbijganger) Allemachtig. Arm baaske. In feite is hij er nog goed van afgekomen… (Piet Fluwijn) Ja hij het geluk. Hij viel langs de binnenkant.’

Plek
zie thirdspace

R
Richard Sennet
Richard Sennet, socioloog, inspireert wel vaker. Ergens merkt hij op dat gesprek een venster is waardoor zij (die deelnemen) kunnen zien wat zou kunnen zijn. Onnodig aan u te vertellen dat het venster bij With, hier op Overleie, bijzonder groot is.

Rhizoom
Een rhizoom is een wortelstok. Zo spreekt Wikipedia. Een ondergrondse, meestal horizontaal lopende, al of niet opgezwollen HYPERLINK http://nl/wikipedia.org/wiki/Stengel \o “Stengel” stengel. Naar men zegt is het bij het planten soms moeilijk te onderscheiden of het om een wortelstok of een wortel gaat. Wortels hebben echter nooit knopen. Wortelstokken hebben altijd knopen. Er schijnen enkele zeer hardnekkige HYPERLINK http://nl.wikipedia.org/wiki/Onkruid \o “Onkruid” onkruiden te zijn met wortelstokken zoals HYPERLINK http://nl.wikipedia.org/wiki/Kweek \o “Kweek” kweek, HYPERLINK http://nl.wikipedia.org/wiki/Brandnetel \o “Brandnetel” brandnetel en HYPERLINK http://nl.wikipedia.org/wiki/zevenblad \o “Zevenblad” zevenblad. Op elke knoop van de wortelstok kan een nieuwe plant gevormd worden. Bij het in stukken breken kunnen zo veel nieuwe planten ontstaan. Een proces van vermenigvuldiging dus. Gilles Deleuze en Félix Guatarri gebruiken de term ‘rhizoom’ buiten botanische sferen. Rhizoom wijst op een reflexieve praktijk die een veelmazige, a-hiërarchische vorm aan kennis-input en verwerking mogelijk maakt in functie van zowel feitelijke beschrijving, analyse en het formuleren van hypothesen. Ze plaatsen dit rhizoom-denken tegenover de meer traditionele boomstructuur van kennis, die met dualistische structuren van ‘waar’ of ‘vals’ en met binaire keuzealternatieven werkt. Als principes voor het rhizoom gelden o.m. (uit Mille Plateaux): “verbinding om heterogeniteit: elk punt binnen het rhizoom kan en moet met alle andere verbonden worden; onbeduidendheid van breuken: een rhizoom kan breken, maar op elk breekvlak zullen nieuwe betekenissen-enten ontstaan; cartografie en dyscalculie: een rhizoom is niet in kaart te brengen noch te berekenen of te voorspellen.”

S
Serendipiteit
Serendipiteit ontmoette ik voor het eerst in Watou, editie ’99. Meer nog dan waar het toen voor stond, herinner ik me het onuitspreekbare. Een zomerse kwelling. Serendipiteit is het vinden van iets onverwachts en bruikbaars, terwijl je op zoek bent naar iets totaal anders. Een alternatieve term in hetzelfde verband is ‘happenstance’, zich op het juiste moment op de juiste plaats bevinden. Door de Nederlandse onderzoeker HYPERLINK http://nl.wikipedia.org/wiki/Pek_van_Andel \o “Pek van Andel” Pek van Andel wordt ‘serendipiteit’ beeldend omschreven als “het zoeken naar een speld in een hooiberg, en eruit rollen met een volle boerenmeid”. In With rollen we in de hooiberg, niet met de boerenmeid.

Sloterschuim
Sloterschuim, schuimbol, dijksloot… ga zo maar door. Het zijn woordspielereien die de dagelijkse omgang met filosoof Robesyn (in With goed gekend), fan van cultuurfilosoof Peter Sloterdijk, in de bolstructuur van een hogeschool markeren. Lekker schuimen.

T
Thirdspace
Over wat een ‘plek’ kan zijn. De historiek van With kan immers gesproken worden als het zoeken naar een eigen en tegelijk gedeelde plek. Volgens de sociale geograaf Edward Soja laat een ruimte of plek zich niet langer op conventionele manier beschrijven: louter materieel of objectief, naar het model van de positieve wetenschappen (de waargenomen ruimte of firstspace), noch alleen maar via tekens of beelden (de imaginaire ruimte of secondspace), zoals bij schrijvers en schilders. Soja propageert een derde ruimte, a third space, voorbij de binaire oppositie tussen ‘dat wat is’ en ‘dat wat we verbeelden’, objectief en subjectief, materieel en mentaal… Die derde ruimte noemt hij een ‘sociaal gedeelde ruimte’. Deze ruimte vermengt de waargenomen (eerste) ruimte en de imaginaire (tweede) ruimte met elkaar en genereert zo nieuwe vormen van ruimte. De drie zijn dus niet van elkaar te scheiden. Thirdspace is niet intrigerend multiperspectief op een ruimte of plek als dynamisch en open proces, waarin realiteit en virtualiteit, objecten en symbolen, lokaliteiten en globalisering, micro- en macrostructuren, maar ook heden en verleden met elkaar verweven zijn, harmonisch dan wel conflictueus.

Transformatie
Binnengebracht door Jan Knops, Initia vzw, in het sociaalartistieke gesprek. Klinkt beter, prikkelender dan verandering. Maar tegelijk ook meer spacy, minder pakbaar. Net daardoor is het me aantrekkelijk. Verandering loopt in sociaalartistiek teveel een voorspelbare koer. Transformatie slaat meer op én sluit meer aan bij het (artistiek) proces van ervaren, zelfonderzoek, inzien. Het laat in het midden wat de verandering (maar) zal zijn.

U
Ure-luren
Niet bestaand werkwoord, tenzij dan in de meerstemmige praktijk van Wit.h. Tijd nemen om tijd te verliezen. Betekenispraktijk. Kletsmajoor versus wetenschapper. “Lang kan dit duren, ureluren met een kleine koffie of beter, gerstenat, en steeds weer wordt de weggaander afgelost door vers gebekt bloed dat ongevraagd het oor gijzelt van wie er al was. (…) Het lijkt op een bijzonder en langgerekt gesprek zonder vaste structuur, met onverwachte wendingen”.

V
Verandering
zie transformatie

W
Waarheid en walvis
Het schijnt vandaag in kringen van cultuurtheoretici bon ton te zijn om de figuur Bartleby, “The Srivener” uit Herman Melville’s Moby Dick of De walvis te citeren: “De ware plaatsen staan niet op de kaart”. Al langer op het droge is de verwante uitspraak van de Pools-Amerikaanse ‘algemene semanticus ‘Alfred Korzybski, ruim bekend in welzijnsland: “De kaart is niet het gebied”. (zie Korzybski)

Z
Zigzag en zijwaarts
Met de ‘z’ eindigt dit abécédaire. De laatste in de rij. Ik pende ooit voor With: “Ach, het klinkt wat oudbakken, maar natuurlijk vindt u ons ook op die klim naar beter en best. We zijn het onszelf verplicht. Ijverend voor het opperste belang van wat we onder elkaar sociaalartistiek blijven noemen, onderweg niet teveel maatschappij schreeuwend of afdrammend, maar wel pittige smalltalk. (…) Het is niet de gooi naar de top die ons kenmerkt, maar wel het verwijlen in alle richtingen, smullend en lurkend aan onze proviand die o.i. alle kanten uit kan. (…) Vandaar, mijn beste, zult u ons ongetwijfeld tegenkomen ergens op de klim. U zult zich misschien afvragen waarom de rechte naar het doel bij ons op een kromme lijkt. Mocht dit voor u vreemd lijken op zelfs (tijd)verlies of verval, weet dan dat het voor ons niet anders kan. Meer nog, het lijkt on net invulling of zelfs vervulling te zijn. Immers op de klim blijkt: “Zijwaarts en afwaarts is de berg ook mooi (Midas Dekkers).” Anders gezegd: “… C’est ptêt’ le mouvement élémentaire, c’est ptêt’ le mouvement qui a présidé à la création du monde…”. (Gilles Deleuze, Abécédaire, lettre z, ‘zigzag’)

Dominique Nuyttens

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.